In het begin is de pup zo leuk en schattig! Ach, ze willen hem aaien, ermee knuffelen, hem optillen, ermee wandelen en spelen. Maar dan…
Puplief begint in broekspijpjes, sjaaltjes en rondfladderdende jasjes te happen.
Puplief springt tegen ze op en bijt in hun handjes.
De kinderen kunnen niet meer normaal van de ene naar de andere kant van de kamer lopen, om over spelen of rennen nog maar te zwijgen…
Al snel vinden ze de hond niet zo lief meer, beginnen te vluchten op banken en stoelen als pupmans in de buurt komt en samen wandelen resulteert in een strijd om ze uit elkaar te houden en te voorkomen dat er weer een gescheurd shirt bijkomt.
Kinderen en honden kunnen prima samengaan en een geweldig team vormen, het kunnen de beste maatjes worden. Vanaf de eerste dag moeten er duidelijke regels en grenzen zijn, voor beiden. Ze moeten elkaar leren begrijpen en dit proces moet goed en zorgvuldig worden begeleid!
- Veel bijtincidenten vinden thuis plaats. Jonge kinderen zijn vaak het slachtoffer en worden vaak gebeten door een bekende hond.
- In 77% van alle bijtincidenten was een bekende hond betrokken.
- In 65% van de gevallen gebeurde het bijtincident bij het slachtoffer thuis.
- De gemiddelde leeftijd van de slachtoffers die thuis gebeten worden door een bekende hond is 5 jaar.
- In 86% van de gevallen beet de hond het kind als reactie op iets wat het kind deed (waarmee ik niet wil zeggen dat het kind het dus schuld was, Het geeft aan dat als we kinderen en honden beter leren om met elkaar om te gaan, we een hoop ellende kunnen voorkomen.)
Veilige omgang tussen kind en hond wordt vooral bepaald door een goede communicatie en begrip van elkaar. Onderstaande regels kunnen helpen om te voorkomen dat er miscommunicatie of onbegrip ontstaat en dit verder escaleert.
Kinderen en honden nooit alleen laten zonder toezicht, ook niet voor héél even.
Gebruik een bench of ren om de pup of hond in te zetten als er niemand is om toezicht te houden. Laat kind en hond niet samen alleen achter in dezelfde ruimte, neem één van beiden dan mee naar een andere ruimte.
Kinderen mogen de hond niet storen als hij rust, slaapt, eet of een kluifje heeft.
Leer kinderen dat de mand of bench of ren van de hond zijn plek is. Spreek een zone met ze af waar ze de hond met rust moeten laten. Leer de hond om naar die plek te gaan als hij rust wil. Zie je dat de hond wegloopt bij de kinderen? Stimuleer hem om naar zijn rustplek te gaan. Leer de kinderen dat ze niet achter de hond aan mogen gaan.
Als de hond iets doet wat niet mag, leer kinderen om een volwassene te roepen, die lost het voor ze op.
Kinderen kopiëren gedrag dat ze bij hun ouders of andere volwassenen zien. Ze zien dat ouders of andere volwassenen bijvoorbeeld de hond van de bank af sturen of hem beletten om iets te doen wat niet mag. Doordat de lichaamshouding en manier van bewegen van kinderen vaak heel anders is, wordt de boodschap door de hond ook heel anders geïnterpreteerd.
De hond niet omhelzen. Leer kinderen om de hond aan de onderkant en zijkant van de kop te aaien, met één hand tegelijk.
Deze regel voorkomt dat de hond zich ingesloten voelt en mogelijk bedreigd. De juiste plek van aaien zorgt ervoor dat de kinderen hun handjes niet als speelgoedje aan de hond aanbieden en dat de hond kan zien waar hij aangeraakt gaat worden. Als extra kun je afspreken met de kinderen (dit is overigens voor iedereen een goede regel) dat je de hond 3 seconden aait en hem dan 3 seconden weer even laat. Door deze 3 seconden regel toe te passen geef je de hond tussendoor steeds de mogelijkheid om weg te lopen uit de interactie. Blijft hij bij je staan tijdens de pauze? Dan mag je hem nog een keer 3 seconden aaien.
Loop of ren niet achter de hond aan en pak hem niet vast, ook niet bij de halsband of tuigje.
Als de hond wegloopt bij je, loop of ren dan niet achter hem aan. Ook al was je met hem aan het spelen. Als een hond een stapje achteruit doet of wegloopt, doet hij dat met een reden. Hiermee communiceert hij dat hij er genoeg van heeft, het niet leuk meer vindt of zich ongemakkelijk voelt in een situatie. Laat kinderen de hond nooit optillen.
Spelen met de hond.
Als je met de hond speelt, gebruik daarvoor speelgoed van de hond. Houd het speelgoed laag bij de grond, zo voorkom je dat de hond gaat springen tijdens het spel. Als de hond tijdens het spel te druk wordt of wegloopt, stop dan met spelen. Speur en apporteerspelletjes zijn voor kinderen geschikter om samen te doen dan een trek of stoeispel.
Niet gillen, schreeuwen, springen en heel druk doen in de buurt van de hond, de hond kan dit als bedreigend ervaren.
Geef de hond een plek om naar toe te gaan terwijl de kinderen ergens anders kunnen rennen, springen enzovoorts. Dit voorkomt ook dat de hond de kinderen als speelgoed gaat zien. Dat hij achter ze aan gaat rennen en in ze gaat happen en naar ze gaat springen. Geef de hond iets anders om te doen, een kluifje bijvoorbeeld of een gevulde kong.
Niet aan de hond zijn oren, vacht of staart trekken en niet slaan of schoppen naar de hond. Ook niet op een andere manier plagen of pijn doen.
Kinderen zijn zich hiervan niet bewust en reageren soms impulsief op een hond, zeker als de hond iets bij ze doet wat ze niet willen of wat ze eng vinden. Kinderen kunnen een hond plagen zonder dat bewust te doen, door bijvoorbeeld twijfelend of onzeker contact te maken met de hond, hem op een bepaalde manier te benaderen of hun hand uit te steken.
Heb jij vragen over kinderen en honden? Stel ze gerust hieronder.
Trackbacks/Pingbacks